Beurzen

"Het verhaal is rond"

Hans de Wit, oprichter van Wit Design

Meer dan 36 jaar oogstte Hans de Wit met zijn standontwerpen bewondering in binnen- en buitenland. Op 16 juni 2016 droeg hij het stokje over aan zoon Bas. Hoog tijd voor een interview met de man die de beurzenbranche volgens ingewijden naar ‘the next level’ tilde.

Less is more. Wie Hans de Wit kent, weet: dit is een waarheid als een koe. Al zijn standontwerpen – van de eerste in 1980 tot de laatste in 2016 – zijn ondubbelzinnig herkenbaar als een ‘Wit Design’. Altijd minimaal van vorm, altijd maximaal effectief.
Alles klopt bij Hans de Wit en dat geldt niet alleen voor zijn werk. Neem zijn adres: Prins van Oranjestraat 100. Een mooier, ronder getal bestaat niet. Het zal ook niemand verbazen dat op nummer 100 een eigenhandig deels gebouwd, deels verbouwd huis staat dat alle kenmerken van een ‘De Wit’ heeft. Vierkant. Staal van buiten, wit van binnen. Doordacht. Uniek. Maar ook: warm, gezellig. Het huis is net klaar en omarmt de bezoeker nu al als een warme jas; de jas van Hans en Hanneke de Wit.

Hoe ben je het vak in gerold?

“Ik ben opgeleid als interieurarchitect en heb als meubelontwerper bij VSF en Headline gewerkt. Headline ontwierp en produceerde commerciële meubels voor grote meubelketens.”
“Toen de bazen in 1980 aan de Meubelbeurs in Utrecht wilden deelnemen vroegen ze mij een stand te ontwerpen. Zo ontdekte ik dat ik ruimtelijke vormgeving in combinatie met het bruisende beursgebeuren superleuk vond. Ik was er ook goed in, denk ik, want Jan des Bouvrie complimenteerde me met het ontwerp. Dat gaf me een duwtje in de juiste richting.”
“Het idee om voor mezelf te beginnen was er altijd, maar hoe? En wat? Meubels ontwerpen vond ik leuk, maar het proces van ontwerp tot product duurde me te lang. Pas toen ik die eerste stand ontwierp ging het lampje branden. Twee jaar later startten Hanneke en ik vanuit ons huis met Wit Design.”

Hoe zag de branche er toen uit?

“Aan de ene kant was het de tijd van de boterkoek op de RAI. Het enige dat je kon krijgen was boterkoek, haha. Mobiele telefoons en internet bestonden niet. Als je wilde bellen, moest je naar het telefoonhok bij de receptie, waar de receptioniste het nummer voor je draaide. In 1985 was ik één van de eerste mensen in Nederland met een autotelefoon, een enorm gevaarte waar je zelfs een zendvergunning voor nodig had. Het bespaarde me een extra werknemer, dus ik vond het de investering waard.”
“Aan de ander kant was het de tijd dat alles kon. De economie ging goed, bedrijven wilden zich profileren.”
“Eén van mijn eerste commerciële opdrachten was voor EGS, een bedrijf in gebruikte drukmachines. In die stand zaten al veel kenmerken van een ‘Wit Design’. Ze hadden een prachtige oude BMW die ze als eyecatcher op de stand wilden hebben. Prima, maar dan moest die auto wel in de setting van een ‘straat’ worden geplaatst vond ik. Een auto op tapijt, dat kon niet. Het moest een logisch verhaal zijn… Terugkijkend is dat de rode draad in mijn werk gebleken: het moet kloppen.”

Hoe kijk je op de afgelopen 35 jaar terug?

“Soms lijkt het bijna of het me is overkomen, maar dat is natuurlijk niet zo. Ik heb enorm veel energie in het bedrijf en in het vak gestopt, en Hanneke ook. Maar als je plezier hebt in wat je doet, gaat het ongemerkt.
“Een groot voordeel was dat het standontwerpersvak eigenlijk nog niet bestond. Achteraf vind ik het ongelooflijk: honderdduizenden guldens werden aan beursdeelnames uitgegeven, maar nadenken over functionaliteit en ruimtelijke vormgeving? Ho maar. De meeste stands werden ontworpen door mensen uit de grafische hoek: maar zij denken tweedimensionaal, terwijl het een driedimensionaal medium is.”
“In feite was ik de eerste interieurarchitect die het vak serieus nam. Het begint al bij de plattegrond: waar komt de stand? Hoe beweegt het publiek? Hoe kun je de ruimte optimaal laten functioneren? Je wilt een verhaal vertellen met die stand.”
“Mij is door de grote jongens weleens verweten dat ik slecht voor het vak was omdat ik kleine standbouwers overeind hield. Daar moest ik om lachen. Ik ben nooit bezig geweest met ‘groot worden’.”
“Ik was alleen maar bezig met het ontwerpen van een zo effectief mogelijke stand voor de klant. Zonder veel poeha. Bij een goed doordachte stand doet de vorm het werk. Ik was bezig met het doorgronden van het vak, met vernieuwen. Ik heb eens een hele gele stand gemaakt. Alles geel! Dat was nog nooit gebeurd. Maar het was logisch, het ontwerp stond in dienst van het doel.”
“Terugkijkend kun je stellen dat ik het vak anders benaderde dan de anderen. Ik had ook weinig concurrentie. Of ik een voorloper was? Ik denk het wel. Mijn stands of noviteiten werden regelmatig gekopieerd, maar dan was ik alweer bezig met het volgende.”
“Pas in de negentiger jaren kwam er een nieuwe lichting standontwerpers. Ik noem een Paul Pennock, een Rob Minderman, gerespecteerde collega’s. Als je kijkt naar de economische storm van de afgelopen jaren, waarin veel standbouwbedrijven zijn gesneuveld, dan valt het op dat de ‘echte’ ontwerpbureaus het hebben overleefd.”

Hoe heeft Wit Design de economische storm doorkruist?

“Wij hebben het ook heel moeilijk gehad. Je moet je voorstellen dat we vanaf 1982 langzaam en op een natuurlijke manier zijn gegroeid. Tussen 1998 en 2009 waren we met we twaalf man. Een mooie club. Mijn wens was om door te groeien tot zestien man. In mijn ogen zouden we dan de perfecte samenstelling hebben, met één interieurteam en twee standbouwteams. Helaas gooide de economische crisis roet in het eten.”
“Aanvankelijk viel het nog mee, maar in 2011/2012 hebben we een jas uit moeten doen. Het doet pijn om mensen te laten gaan. We hebben ons pand in Zaltbommel op moeten geven en zijn naar De Gruyterfabriek in Den Bosch gegaan. Het voordeel was dat we hier allemaal bij elkaar zaten. Ik vind dat ontwerpers in één ruimte moeten zitten, in Zaltbommel hadden we dat niet. Inmiddels maken we alweer een paar jaar flinke winst en hebben we ons gevestigd in Ulvenhout.”

Een goede start voor zoon Bas.

“Ja, en daar ben ik enorm blij mee. Toen Bas zeven jaar geleden in de zaak kwam, nadat hij eerst zijn eigen dingen had gedaan, had ik snel door dat bij hem hetzelfde ontwerpersbloed door de aderen stroomt. Hij benadert het vak precies als ik en gaat op dezelfde manier met klanten en medewerkers om. Mooi vind ik dat. In de periode in Den Bosch bleek hij ook nog eens een creatieve ondernemer die zich niet snel uit het veld laat slaan. Toen wist ik dat ik op mijn 65e met pensioen kon gaan.”
“Tijdens het feest op 16 juni, dat veel meer een ‘beginfeest’ dan een afscheidsfeest was, heb ik in mijn speech het volgende gezegd. ‘Als ik geen ontwerper was geworden had ik jazzpianist, huisarts of dirigent willen zijn. Hoewel het verschillende beroepen lijken, zijn er veel overeenkomsten Je moet goed kunnen luisteren en tussen de regels door kunnen lezen en je moet creatief zijn in het bedenken van oplossingen. Als dirigent moet je leiding kunnen geven en de creativiteit van anderen in goede banen kunnen leiden. Leden van een orkest zijn partners in crime; alleen stellen ze weinig voor, maar door samen te werken bereiken ze grote hoogtes. Zo heb ik het bedrijf ook proberen te leiden: door het beste in mensen naar boven te halen.’”
“Vervolgens heb ik letterlijk een dirigentenstokje, als symbool voor vakmanschap, creativiteit en samenspel, aan Bas overgedragen. Daarbij gaf ik hem de adviezen: probeer de juiste balans te vinden tussen werk en privé; neem de tijd om te ontwerpen en veronachtzaam de bedrijfsvoering niet.”

Nu je de handen vrij hebt, wat ga je doen?

“Mijn dagprogramma ziet er als volgt uit: opstaan, ontbijten, krant lezen, koffie, de ene dag fietsen, de andere dag wandelen, de volgende dag hardlopen. Na de lunch ga ik pianospelen en klussen in huis of naar een afspraak. Ik wil één dag in de week oppassen; we hebben vier kleinkinderen.”
“Ook wil ik werk gaan maken van het dirigentschap en blijven zingen in het Zaltbommels Kamerkoor. Verder ben ik voorzitter van de plaatselijke kunstroute en als ik dan toch bezig ben, wil ik eigenlijk de hele culturele sector in de Bommelerwaard wel naar een hoger plan tillen.”
“Ik hou van autorijden, dus ik stap af en toe in de auto. Hanneke en ik zullen ook wel wat vaker op vakantie gaan. Om te beginnen gaan we naar Kaapstad. Ik ben namelijk gevraagd om een voordracht over Brand Architecture op het IFES-congres in Kaapstad te houden en die kans grijpen we graag aan om wat meer van de omgeving te zien.”
“En verder mag Bas me natuurlijk altijd bellen om mee te denken… Maar alleen als het echt nodig is, haha.”

[vc_single_image image=”17084″ img_size=”full” add_caption=”yes” style=”vc_box_shadow” title=”Hans de Wit”]

 

Op de vraag ‘Welke laatste boodschap wil je de branche meegeven?’, antwoordde Hans de Wit:

  1. Denk klein. Beurzen worden kleiner en stands worden kleiner. Dat is een feit. Ik heb zelf altijd veel plezier gehad in het ontwerpen van stands onder de 25 vierkante meter.
  2. We moeten alle nieuwe media omarmen, dat is de enige manier om de beurzenbranche overeind te houden. We moeten de media omarmen én integreren in onze concepten.
  3. Een beurs of beursdeelname moet ‘het hoogtepunt van het digitale platform’ zijn. Maak het woord ‘live communicatie’ waar. Geef bezoekers een unieke ervaring waar ze voor (terug) willen komen.
  4. Tot slot: de toekomst ligt in content. Form follows Content. Dit geldt voor stands én beursconcepten.

 


Deel dit bericht


Reacties

Er zijn nog geen reacties.


Plaats een reactie

Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.


Schrijf je nu in voor onze nieuwsbrief